Techniek en vissen:

Voer.

Het onderwerp lokvoer, grondvoer, is zo immens uitgebreid dat men er zelf ganse boeken over geschreven heeft en nog steeds is het een punt van discussie, wilde verhalen en goed bewaarde geheimen. Het wordt op duizend en een manieren benaderd, hangt af van zoveel factoren zoals
het aas zelf, type van water, type van hengel, zomer of winter, actief of passief en zo verder.
Hier en nu een compleet overzicht geven is dus onmogelijk en trouwens niet de bedoeling van
deze site. Het is eerder een verzameling van eigen ervaringen, ervaringen van collega vissers, literatuur, industrie- en fabrikantengegevens.

Wat is voeren?
Voeren is het maken, creëren, van een “eetplaats” voor de vis op een bepaalde plaats en dit voor of tijdens de vissessie.
Het voeren kan gebeuren in de uren, dagen, of zelfs weken voor het eigenlijke vissen en dit met als doel om een visconcentratie op die plek te bekomen, de vis te laten wennen aan het haakaas en
om hem te conditioneren op dit aas.

Naast het maken van deze voerplaats is het belangrijk dat je tijdens het vissen ook deze plaats aantrekkelijk houd voor de vissen; m.a.w., ze moeten ter plaatse blijven. Dit kan je doen door regelmatig wat extra voer te geven, niet in dezelfde hoeveelheid en samenstelling, maar in de
vorm van wat haakaas. Doseren en tijdig geven is de kunst.

Wat nu precies het wondermiddel is ga ik je niet vertellen, simpelweg omdat ik het ook niet weet!
Er zijn volgens mij wel een aantal factoren die een invloed hebben op al dan niet succes hebben,
maar je mag niet vergeten dat de ene dag de andere niet is en je moet daarom niet te snel van je formule afwijken.

Kant en klaar voeder wordt aangeboden in letterlijk honderden geuren, smaken en kleuren.
Voor iedere vissoort of voor iedere omstandigheid is er wel iets op de markt te koop.

Neem maar eens een kijkje op de sites van de fabrikanten.

Geers, Championfeed, Fishmix, Colmic, La sirène, Sensas, Prinz Royal, Mondial-F, Van Den Eynde, enz.

Als je het bij hen niet vindt, bestaat het niet en moet je het zelf maken!
Het komt er op aan om de juiste combinaties te kiezen en er eventueel je persoonlijke toets
(geheim ingrediënt) aan toe te voegen om een geslaagd voer samen te stellen.
Uitproberen is de boodschap, zoals met ieder voer, en niet te snel teleur gesteld zijn.
Indien je gaat mixen met kant en klare voeders is het aan te raden het een en ander te noteren op papier zodat je later alles opnieuw kan samenstellen in de juiste hoeveelheden.
Het zou jammer zijn indien je een mix maakt en je nadien je niet meer kan herinneren wat er nu precies in zat.

Actief of passief voer?
Werkt het voer of ligt het gewoon stil op de bodem? Is er wolkvorming of enige vorm van beweging te bemerken na het terecht komen in het water?
Het “laten werken” van grondvoer heb je meestal zelf in de hand door bv toevoegen van levend aas of andere werkende bestanddelen zoals bv duivenmest.
In de handel zijn voldoende ingrediënten beschikbaar die het grondvoer doen leven, bubbels veroorzaken of juist zorgen voor wolkvorming.
Veel hangt ook af van de ‘vastheid’ van het grondaas. Als je de voerballen erg vast en hard aanknijpt, zal het niet zo snel zijn actieve elementen kunnen loslaten.

     

              Eerder vaste ballen                                                   eerder losgekneede bal
Voeg je bepaalde klevende grondstoffen toe dan zullen de bollen ook langer heel blijven en
minder snel oplossen. Hangt dikwijls af van de toestand van het water; stilstaand of bv stromend water. Gooi je bij manier van spreken wat los poeder in een sterk stromend water, dan zal dit
niet veel vis lokken naar je stek.
Natuurlijk hangt er veel af van het type vis dat je wil vangen. Karper bv zal zelf de voerballen stukmaken om zich tegoed te doen aan al dat lekkers, terwijl bv voorns beter zouden reageren op wolkvorming.
Ook over de kleur van het voer kan men veel vertellen.
Je zal merken dat de fabrikanten een gans kleurenpallet aanbieden en het gaat letterlijk van
wit naar zwart.
Veel hangt af van de helderheid van het water en van de periode waarin je gaat hengelen.
’s Winters of ’s zomers, ieder jaargetijde heeft z’n kleurtje.
Donkere kleuren zouden beter zijn tijdens de winter en heldere, lichtere kleuren genieten dan
weer de voorkeur in de zomer.

Soms heeft de kleurkeuze ook bijbedoelingen zoals bv het weghouden van kleine vis en/of bv roofvis.
Het ‘geurelement’ speelt bij visvoer een belangrijke rol.
De geurzin is misschien wel het best ontwikkelde zintuig van vissen en dus een factor die zeker zal meespelen in het succes van voer.
Elk ingrediënt heeft zo z’n eigen geur en deze kan meer of minder dominant zijn op het geheel van geuren.
Naast de geur van de grondstoffen heb je nog een aantal bijkomende, los verkrijgbare, geuren ter beschikking via de fabrikanten. Deze zijn vaak erg geconcentreerd en je moet dan ook goed doseren
en zeker niet overdrijven met het toevoegen van deze stoffen.
Ze bestaan in vloeibare vorm of in poedervorm en meestal zijn de vloeibare sterker geconcentreerd
dan de poeders. Deze geurstoffen worden ook dikwijls gebruikt voor het ‘ontgeuren’ van maden.

Zoals bij vele zaken moet je niet overdrijven met deze geurstoffen want dit zou dan wel eens een tegenovergesteld effect kunnen hebben. Je ‘mede’ vissers gaan ook snel doorhebben welk geurtje
je nu weer gebruikt en zo is het geheim weer de wereld uit.
Er zou een verband kunnen ontstaan voor de vissen tussen geur en gevaar en als je merkt dat dit
zo is, kan je beter eens van geurstof veranderen om de vis alsnog te verrassen.
Wat draaien we door ons voer? Om heel eerlijk te zijn, niet veel meer.
Het aanbod in de hengelsportwinkel is zo groot dat het echt niet meer de moeite loont om zich
uit te sloven om alles zelf te bereiden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat we bij deze pakjes niets
meer bijvoegen, in tegendeel zelfs. De basisingrediënten zitten al in de kant en klare voeders,
maar de extra’s (geheimpjes) voegen we er zelf bij en dit kan gaan van levend of dood haakaas,
tarwe, kemp, maïs, broodkruim, duivenmest, enz.
Het geheel moet ‘af’ zijn en indien het succes heeft moeten we deze mix opnieuw kunnen
samenstellen, dus daarom alles nauwkeurig noteren. Doe ook de moeite om een keukenweegschaal te gebruiken, eerder dan schatten of gokken naar de juiste hoeveelheid.

Een van de doelen van grondvoer is om de vis naar de visplaats te lokken en te houden. Het kan niet de bedoeling zijn om de vis ‘vet’ te voeren, al zijn eetlust weg te nemen en dan naar onze buren te laten vertrekken.
Het voer mag dus niet te ‘zwaar’ zijn en moet zeker een kleine hoeveelheid haakaas bevatten. Dit kunnen maden of kleine maden zijn, verknipte pieren, eventueel vers de vase, gekookte kemp en/of tarwe, enz.
Er zijn ook vissers die hun maden voor het grondvoer eerst even invriezen zodat ze na een drietal uurtjes niet meer echt tot de levende kunnen gerekend worden. Dit heeft logischer wijs z’n invloed op het ‘actief’ zijn van het voer op de bodem en het voer zal veel minder snel uit elkaar
vallen/gewriemeld worden.

Wanneer in het volle seizoen er voldoende natuurlijk aas in het water aanwezig is en de vis totaal anders aast dan bv in de winter, zal men iets inventiever moeten zijn met grondvoer en toevoegsels.

Het toevoegen van additieven, al vermeld bij de geurstoffen, is aan te raden, maar zeker niet overdrijven.

Hoe maken we het voer gebruiksklaar?
De droge ingrediënten kunnen thuis worden afgewogen en getransporteerd worden naar de visplaats in een zo groot mogelijk recipiënt.
Let wel op dat je nu nog geen leem aan dit mengsel toevoegt, omdat dit pas mag gebeuren na het bevochtigen en een eerste maal zeven.
Ook de andere onderdelen zoals bv kemp, tarwe, maïs of levend aas kan je pas toevoegen na het zeven.

Het bevochtigen van het voer; dus het toevoegen van vocht, lijkt simpel, maar er zijn hier toch
enkele opmerkingen. Woon je in een streek met veel chloor in het leidingwater, dan is het oppassen geblazen omdat we het voer niet naar het zwembad willen laten ruiken. Beter is neutraal water te gebruiken of nog beter is alles doen aan de waterkant.

Indien je zelf kemp kookte kan je dit vocht na afkoeling prima gebruiken om het voer te bevochtigen.

Aan de waterkant zal ik eerst het lokvoer klaarmaken alvorens ik de rest uitpak en installeer.
Het voer moet immers 30 minuutjes kunnen rusten alvorens het gebruiksklaar is.
Zo kunnen alle onderdelen goed op elkaar inwerken en kunnen de aroma’s zich vermengen.

Alle ingrediënten worden in de grootst mogelijke emmer stevig met elkaar gemengd en voorzichtig bevochtigd. Ik gebruik hiervoor een simpele spons die bevochtigd is met bv kempkookvocht of water van ter plaatse. Niet meteen teveel vocht aanbrengen anders zit je met een emmer slijk en dat maakt het iets ingewikkelder. Goed mengen en eventueel nog vocht toevoegen. Laat dit nu wat rusten terwijl je de rest van je hengelmateriaal uitpakt en installeert.
Indien je duivenmest wil toevoegen had je dit eerst thuis een aantal uren (12) moeten laten inwerken. Dit doe je simpelweg door kokend water op het mest te gieten, goed mixen en verder laten rusten. Gebruik niet te veel duivenmest omdat het ook een 'klevende' eigenschap heeft en het voer extra zou kunnen binden. Dit vochtig papje gebruik je op je visstek om het nog droge grondvoer te bevochtigen en pas daarna kan je indien nodig nog extra water bijvoegen.
Duivenmest kan je kant en klaar kopen, maar beter is natuurlijk om het zelf en dus vers aan te maken.
Ten tijde van de vogelpest bv was plots alle duivenmest uit de rekken van de hengelsportwinkel verdwenen en moest je het wel zelf fabriceren. Duiven worden gevoerd met uitsluitend granen en deze worden zeker niet voor de 100% verteerd door de duif. In de mest vind je dus heel wat graanresten. Is er in de buurt een duivensportliefhebber en is deze bereidt om je wat verse mest te geven,
dan kan je aan de slag. Het mest bevat natuurlijk ook andere onreinheden zoals pluimpjes enz en dat mag niet mee in het eindmengsel.
Je zet de mest dus best enkele uren in koud water en roert het geheel af en toe stevig om.
Meermaals het water verversen. Als de meeste onreinheden eruit zijn giet je het water weg en kan je de mest mixen, malen of pletten. Doe wel zeker handschoenen aan en adem de gassen niet
te veel in. In de voornvisserij kan je tot 50% duivenmest in je voer doen.
Overgiet de mest met kokend water, goed omroeren, eventueel gebrande of gemalen kemp toevoegen
en laten rusten. Het zou een dikke brij moeten zijn die je dan enkele uren later kan mengen met de 50% resterend droogvoer.
Denk er aan dat dit mengsel een redelijk hoge kleef-graad heeft.
Na 20 à 30 minuten controleer je de vochtigheidsgraad en zo nodig pas je dit aan. Indien te droog voeg je nog wat vocht bij, te nat dan voeg je nog wat voer bij.
Het is nu de bedoeling dat je deze mix door de zeef duwt. (Kieper niet meteen alles op je zeef want dat werkt niet zo handig)
Zo voorkom je klontervorming, maar vooral ga je nu een voeder krijgen dat zeer luchtig is en totaal anders aanvoelt dan de massa die je eerst in je emmer had. De consistentie van deze voerballen is optimaal en zullen op de bodem mooi uit elkaar vallen en zeker niet in brokken.
Na het zeven kan je indien nodig alles nog wat laten rusten om het wat later nog eens te zeven.

  

Vis je op stromend water dan kan je het voer verzwaren en binden met bv leem of klei. Wel apart zeven.
Het levend aas en eventuele andere ingrediënten  kan je nu toevoegen. Hou er wel rekening mee dat levend aas er voor zal zorgen dat het voer sneller uit elkaar zal vallen.

Het voer moet nu juist ter plaatse geraken en dat doen we al gooiende. Zeker indien we met een vaste stok vissen van maximum 11 à 14 meter zal het nog lukken om de voerballen al gooiende af te leveren.
Dus kneed een aantal stevig aanvoelende bollen ter grootte van een tennisbal, die je eerst zal gooien
en de laatste bollen mogen iets minder vast gekneed zijn. Op deze manier maak je in feite een voerplaats die op verschillende tijdstippen actief wordt. De losse ballen vallen bijna onmiddellijk uit elkaar terwijl de vaste een poosje later zullen openbreken. Zo ben je verzekerd van een aantal uurtjes visvangst en hoef je niet zo snel opnieuw van die grote bollen in het water te gooien.
Het volstaat dan om wat bij te voeren met bv maden, tarwe, kemp of maïs.
Tracht ook rekening te houden met de bodemgesteldheid. Heb je te maken met een slijkbodem,
dan is het mogelijk dat de zwaardere bollen wegzakken in het slijk en betekent dit dat je niet
of bijna niet kunt genieten van het grondvoer. 
Is de bodem schuin aflopend naar het midden toe, hou er dan rekening mee dat ronde ballen verder kunnen rollen en je zal dan niet op de voerplaats kunnen vissen. Maak de ballen wat platter, het zou dan meer op bv een hamburger lijken, en gooi ze zeker niet verder dan het tweede stuk van je hengel.
Het spreekt ook voor zich dat je pas kan voeren als je goed uitgepeild bent.
Gebruik, in het algemeen, het einde van het topeind van de hengel als mikpunt en gooi met een hoge boog; dwz niet te strak gooien omdat je voer dan voorbij de plaats zal schieten waar jij het wou en dan zit de vis daar waar je er niet bij kan!
Als gouden regel geldt nog steeds dat je beter te kort gooit dan te ver. Je kan steeds een beetje korter vissen, maar verder vissen is meestal niet mogelijk.
Op stilstaand of zwak stromend water heb ik al ondervonden dat, bv na enkele uren, bijvoeren vaak het omgekeerde effect heeft en je de vis eerder wegjaagt dan lokt. Onderhoudt de plaats met aasvoer!
Op snelstromend water of indien er 'zware' scheepvaart is,kan het kan weer een ander verhaal zijn en is bijvoeren soms noodzakelijk.
Observeer, leer het water en de omgeving kennen, pas je voer aan aan die omstandigheden en denk logisch na.
Voer maken en het voeren zelf zijn simpel als je je verstand maar gebruikt.

Ben je met meerdere collega vissers, spreek dan het voermoment af en voer samen.
Dit voorkomt dwaze discussies.

Natuurlijk hou je ook rekening met de stroming van het water. Vooral op kanalen is er soms stroming die wisselt door bv het openen van sluizen en dit heeft vaak niet alleen invloed op de diepte van het water, maar kan ook het grondvoer wegspoelen.
 

terug naar techniek    terug naar hoofdmenu