Aal, paling.

Familie indeling

Anguillidae

Wetenschappelijke naam

Anguilla anguilla

Bijnaam

Aal

Buitenlandse namen

Eel (GB)
Anguilla (Fr)
Aal (D) 

Afbeelding
klik op foto voor grotere afbeelding

   

 

Max. Lengte (M/F)

135 cm

Max. Gewicht

7 kg

Max. Leeftijd

85 jaar

Typische kenmerken

Slangachtig lichaam zonder buikvinnen.
Rug-, staart- en anaalvin zijn tot een geheel
vergroeid.
De borstvinnen bevinden zich vlak achter de kop.

Vindplaats

De aal stelt absoluut niet veel eisen aan zijn omgeving en heeft een groot aanpassingsvermogen. Wat wel belangrijk is, is dat de plaats waar hij huist, bereikbaar moet zijn vanuit de zee, of andersom. Zie bij voortplanting.
De paling is vooral s' nachts actief. Overdag liggen de palingen verscholen tussen stenen, rotsen en plantenwortels. In de winter zul je ze vrijwel niet tegen komen. De paling kent een winterslaap. Deze rustperiode maakt hij door in de
modder. Ook hier komt zijn huidademhaling goed van
plas. De paling is een grote rover. Het zijn jagers op
kleine vissen.

Beschermd tot einde 2005.

Uiterlijk

Er zullen weinig mensen zijn die het uiterlijk van de  paling
niet kennen. De langgerekte vis heeft een leerachtige huid,
maar toch bezit de paling kleine schubben die diep in de
huid gedrukt zijn. De kleur loopt van donker blauwgrijs op de
rug tot zilverwit op de buik.

Voortplanting

Het rijke, boeiende leven van de paling begint waarschijnlijk
ergens in de Sargasso Zee tussen de Bahamas en de
Bermuda's.
 
Er is, zelfs in deze tijd van wetenschap en onderzoek, nog niet al te veel geweten over de aal en zijn voortplanting.
Tot op heden zijn er nog geen paaiende alen gezien, maar dit zou kunnen te maken hebben omdat het zou gebeuren op een diepte van 200 meter. De Eitjes zijn zwevend in het water.
De larve heeft een normale vis gelijkende vorm.
Na drie jaar en een afstand van 5 à 6.000 km, hebben ze de Europese kust bereikt.
In deze drie jaar zijn ze veranderd in glasaaltjes.
     
Voor de Franse kust worden er honderden tonnen glasaal gevangen, waar het grootste deel gebruikt wordt om gegeten te worden en slechts een klein percentage gebruikt wordt om uit gezet te worden. In de komende 3 tot 8 jaar worden de vrouwtjes, die het zoete water betreden, geslachtsrijp. Ze worden dan ook wel eens schieraal genoemd omdat ze in deze periode nogmaals van kleur veranderen. De mannetjes blijven in de riviermondingen achter en wachten tot de vrouwtjes terugkeren. Als de vrouwtjes in staat zijn terug te keren naar de zee, trekken ze samen met de mannetjes terug naar de paaigronden in het verre westen. Op deze tocht naar de Sargasso zee, die enkele jaren kan duren, zouden de schieralen geen voedsel tot zich nemen en dat bewijst nogmaals hoe taai ze wel zijn. (ze hebben ook een grote vetreserve)
Het is nog steeds een vraagteken op welke manier ze hun weg terugvinden. De sterke reukzin zou zeker een rol spelen, alsook het magnetisme.
Obstakels bij de trektocht hoeven geen probleem te zijn. Omdat de paling kan ademen door de huid, zijn ze in staat om zich over korte stukken over het land voort te bewegen.
Waarschijnlijk sterft de aal na het paaien.
Door overconsumptie komt het aalbestand in gedrang en moet hij beschermd worden wil men hem niet zien verdwijnen.

Voeding

De paling voedt zich vooral met kleine ongewervelde, maar
ook met kleine vissen. Vooral de grotere aal gaat zich actief als jager gedragen en kan, net als de snoek, vanuit zijn schuilplaats aanvallen.
In normale omstandigheden zal de aal ook geen dode vissen of andere dieren eten, maar alleen levend aas.

 

top        terug naar vissoorten in Vlaanderen