Bittervoorn.
Familie indeling
|
Cyprinidae |
Wetenschappelijke naam
|
Rhodeus sericeus amarus |
Bijnaam
|
|
Buitenlandse namen
|
Bitterling (GB)
Bouvière (Fr)
Bitterfische (D) |
Afbeelding
klik voor grotere
afbeelding
|
|
Max. Lengte (M/F)
|
10
cm |
Max. Gewicht
|
|
Max.
Leeftijd
|
5
jaar |
Typische kenmerken
|
Een
blauwe streep, van het midden tot aan de staart, op de
flank.
Bovenstandige bek.
Korte zijlijn tot aan de zesde schub.
Heeft een bittere smaak; ook als afweer tegen roofvissen. |
Vindplaats
|
Vooral te vinden in stilstaande tot traag lopende waters met
zoveel mogelijk plantengroei.
Aanwezigheid van zoetwatermossel is noodzakelijk.
Zijn erg gevoelig aan vervuiling en leven vaak in scholen,
behalve in de paaiperiode.
Beschermde soort. |
Uiterlijk
|
Het
is een klein visje met een lengte van maximum 10 cm.
Een redelijk hoog lichaam dat zijdelings is afgeplat.
In verhouding zijn de schubben groot. |
Voortplanting
|
April tot juni.
De eitjes (max 100) worden gelegd in zoetwatermosselen met een
maximum van 15 eitjes per mossel. Na een weekje komen de eitjes
uit en blijven de larven nog enkele weken leven in de kieuwen
van de mossel.
Zonder de aanwezigheid van deze mossel zal je ook geen
bittervoorn vinden.
De mannetjes blijven in de buurt en verdedigen de eitjes.
De bittervoorn is geslachtsrijp in zijn tweede of derde
levensjaar. |
Voeding
|
Hoofdzakelijk plantaardig voedsel, maar af en toe
insectenlarven, wormpjes en slakken. |
top
terug naar vissoorten in
Vlaanderen