De spijsvertering:
Het spijsverteringsstelsel van 
		de vis is afgestemd op wat hij eet en verschilt dus naargelang de soort.
		De vissenbek gaat over in de keelholte die uitmondt in de slokdarm. De 
		maag zit, zonder duidelijke overgang vast aan de slokdarm. De dunne darm 
		is verbonden met de maag die tot aan de kort dikke darm en anus loopt.
		De slokdarm van vissen is kort en uitrekbaar zodat grotere prooien 
		kunnen worden doorgeslikt. De slokdarm is omgeven door spieren.
		De maag (indien aanwezig) is een soort van gespierde buis in de vorm van 
		een 'U' of een 'V'.
		Klieren in de maag scheiden erg zure stoffen af die het voedsel helpen afbreken 
		voor de vertering.
		Aan de maaguitgang bevindt er zich vaak een soort zak die zou helpen 
		voor opname van voedingsstoffen.
		De pancreas (alvleesklier bij de mens) scheidt enzymen af voor vertering 
		in de darmen.
		In deze darmen gebeurt de grootste opname van voedingsstoffen en de 
		lengte ervan is erg 
		verschillend naargelang de vissoort.(tot 15 x lengte van de vis bij 
		planteneters)
		De lever is bij vissen ook redelijk groot en is een soort opslagplaats 
		voor suikers en vetten, maar scheidt bv ook gal af. De lever is 
		bruinachtig tot roodachtig en verkleuringen of oneffenheden wijzen vaak 
		op ziektes.
		Het spijsverteringsstelsel eindigt met de aars die redelijk centraal, en 
		voor de aarsvin ligt.