Vissterfte:
Waarom gaan
vissen dood?
Tja, ook voor vissen geldt de regel dat alles wat ooit leeft, ook ooit
zal sterven, zo simpel is dat.
Nu is het wel zo
dat er een groot deel van de vispopulatie geen 'natuurlijke dood' sterft
of met andere woorden niet sterft van de ouderdom.
Moest moeder Natuur niet zorgen voor het 'natuurlijke evenwicht', dan
zou je wat zien in de waterlopen.
Anderzijds is het wel zo dat deze moeder natuur soms iets te gretig
geholpen wordt door de
mensheid en je kan stellen dat de mens voor een groot deel
verantwoordelijk is voor de vissterfte. Indien vissen nu alleen voor
consumptie zouden moeten sterven, zou je kunnen zeggen dat het
nog OK is, maar zoals je kan vermoeden zijn er nog andere, en
letterlijk, minder propere zaken
aan de hand.
De levensverwachting is voor veel vissen erg verschillend en kan, onder
ideale omstandigheden dan, gaan van een erg kort leven van enkele dagen
of weken tot meer dan 85 jaar voor bv sommige aalsoorten.
Die 'ideale' omstandigheden komen in de vrije natuur echter zelden voor
en hier is het vaak 'de wet van de sterkste' die beslist over leven en
dood.
Die strijd begint soms al voor het echte leven nog maar begonnen is.
Denken we maar eens aan het broed dat verdwijnt in de bek van roof- of
andere vissen of erger nog in de bek van de ouders die zich tegoed doen
aan hun eigen broed. Van kannibalisme gesproken.
vb van viseitjes
vb van visembryo
Er wordt geschat dat ongeveer 50% van een legsel niet verder komt dan
enkele uren 'overleven'
en dus geen kans heeft om verder te ontwikkelen.
Indien het dan toch lukt om in het 'vislarve' stadium te geraken, is het
nog maar de vraag
hoelang ze kunnen overleven aan de vraatzucht van de rovers en jammer
genoeg is dit vislarve
stadium voor een heel deel van deze vislarven meteen het eindstadium.
vb van vislarve
Overleven ze en worden het kleine visjes, dan is het niet moeilijk om
zich voor te stellen dat ze nog niet 100% veilig zijn en nog steeds
kunnen eindigen als hapje voor de roofvis. Denken we maar eens aan de
"grootte" van onze aasvisjes!
vb van een aasvisje
Worden ze toch volwassen, en meestal ook een stuk groter, dan
is er weer de dreiging van de visvangst.
Bepaalde soorten zijn gedeeltelijk of geheel beschermd voor de
visvangst, maar andere soorten zijn helemaal niet beschermd en voor hen
is er het gevaar om in het net, en later in de pan te eindigen. Met
gedeeltelijke bescherming bedoelen we dat er een minimum maat is gesteld
en voor geheel beschermde soorten is er een vangverbod. Nu ja, je kan
natuurlijk niet weten wat er aan je haak zal hangen bij een aanbeet,
maar indien je een van deze soort vangt en de maat voldoet niet of het
gaat om een geheel beschermde soort, dan moet je deze onmiddellijk en
voorzichtig terugzetten in het water. Hopelijk kan het zonder
beschadigingen of kwetsuren, maar soms overleven ze dit avontuur
niet en dan is het natuurlijk dubbel jammer.
Tenslotte hebben we de volwassen en oudere vissen die door het intens
paaigedrag zo uitgeput
geraken dat ze het niet overleven. Denken we bv maar eens aan de zalmen
of alen die honderden kilometers afleggen naar hun paaigebied en
tenslotte totaal uitgeput sterven na het paaien.
Dit was een korte
schets van het natuurlijke evenwicht en instandhouding van een
vispopulatie, maar zoals reeds eerder aangehaald zijn de externe (lees
'menselijke) factoren meer ingrijpend en
schadelijk voor de natuur.
De meeste externe factoren hebben rechtstreeks een invloed op het
natuurlijke habitat van de vis;
het water.
Hoewel de vis door de jaren heen zich heeft weten aan te passen aan
allerlei omstandigheden en kwaliteiten van het water, is het toch deze
kwaliteit, of beter, gebrek aan kwaliteit, die zorgt
voor vissterfte.
Het zijn dan ook de plots optredende kwaliteitsverliezen van het water
die er voor zorgen dat de vis sterft omdat hij zich niet kan aanpassen.
De oorzaken liggen zowel bij mens als bij natuur, maar bij nader inzien
is het toch de mens die de grootste schuld treft omdat je kan stellen
dat het toch de mens is die zorgt dat zowat alles
vervuild geraakt.
Enkele typische voorbeelden van plotse massale vissterfte, beïnvloed
door de natuur:
-Hevige regenbuien: zij zorgen er voor dat de riolen al dat water niet
kunnen verwerken en de
riolen lopen over.
Nu weet iedereen dat dit geen proper water is en als er toevallig een
vijver in de buurt ligt waar dit rioolwater instroomt, moet je niet
verwondert opkijken als er vissterfte optreed.
Toch heeft de mens hier weer een aandeel in en vooral door de vele
bouwprojecten worden de natuurlijke afvoer-kanalen verstoort. Vele
studies tonen dit aan en de vrees is dat dit niet zal verbeteren.
-Hogere temperaturen: wanneer er een langere periode optreed van zomerse
temperatuur heeft dit onweerlegbaar een invloed op het waterniveau;
logischerwijs zal het waterpeil zakken, het water zal indikken en indien
er niet wordt opgetreden kan er zelfs droogstand optreden. We hoeven u
niet
uit te leggen wat dat betekent voor de vissen.
Een ander nadeel van hoge temperatuur is dat het zuurstofgehalte in het
water daalt waardoor
er ook vissterfte kan optreden. Dit fenomeen wordt nog versterkt wanneer
er veel plantengroei
is in het water. Ook neemt de kans toe op botulisme (veroorzaakt door
bacterie) met warm weer
en dit kan nare gevolgen hebben.
-Vrieskoude: doet eveneens het zuurstofgehalte in het water dalen en
wanneer het zaakje dichtvriest kunnen de schadelijke gassen niet meer
ontsnappen. De vissen leven op een veel trager regime met minder
zuurstofverbruik,maar wanneer men het ijs gaat openkappen wordt het
levensritme opgedreven en ook de behoefte aan zuurstof, maar er is dan
niet voldoende zuurstof in het water aanwezig.
-Chemische verontreiniging: dit kan op verschillende manieren gebeuren
en kan gaan van zure regen
tot sluikstorten van afvalstoffen of illegale lozingen in waterlopen.
-Overvoeding: dit vooral op vijvers en kan aanleiding geven tot
gistingsprocessen, vooral in combinatie met warm weer en plantengroei.
Het gekende, zielige zicht van een massale vissterfte.
top
Kijken we even
verder naar de chemische en/of andere invloeden die mede de kwaliteit
van het water bepalen en dus een grote invloed hebben op leven en dood
van de vissen. Het spreekt voor zich dat
de grote hoeveelheid water van een rivier of stroom meer oplossend
vermogen heeft dan de inhoud
van bv een kleinere vijver. Een grote hoeveelheid water is ook stabieler
en niet zo gemakkelijk te beïnvloeden of te destabiliseren, maar
anderzijds kan je een kleinere hoeveelheid dan weer beter bijsturen. Ik
denk bv maar aan medicatie in een visvijver terwijl dit in een kanaal
niet veel zin zal hebben.
De zuurgraad of pH.
Hiermee wordt aangegeven of het water zuur of basisch is. De
theoretische waarde ligt tussen
1 en 14 waar de waarde 1 zuur is en 14 alkalisch is.
Een waarde rond 7 is neutraal. De schaalverdeling verloopt niet lineair,
maar logaritmisch wat
zoveel betekent dat een kleine verandering op de schaal een grote
invloed heeft op de zuurgraad.
Vissen kunnen leven in water met een zuurgraad tussen 6 en 8.
Wat kan de zuurgraad van water beïnvloeden of veranderen? Simpele zaken
zoals bv zure regen,
CO2 uit de lucht, planten in het water, ademhaling van de vissen en
jammer genoeg afvalwater
van bv metaalindustrie, kunstmeststoffen en bevuild rioolwater.
Water heeft wel een soort zelfreinigingmechanisme, via bepaalde
micro-organismen, maar de mogelijkheden zijn zeker niet onbeperkt.
Ook het buffervermogen (tegengaan van grote schommelingen in de
zuurgraad) van water is beperkt.
De zuurgraad heeft natuurlijk een invloed op de vis en ze hebben een
systeem om veranderingen
in de zuurgraad van hun bloed te regelen.
Dit zuurgraadregulerend vermogen werkt beter bij oudere vissen dan bij
jonge vissen.
Indien de zuurgraad te laag (-6) zakt zal dit invloed hebben op het
gedrag van de vis.
Wanneer de pH plots daalt (water wordt zuurder) zal de vis de neiging
hebben om uit het water te springen en naar lucht te happen, waarna de
vis snel zal sterven. Als de daling minder plots en dus geleidelijk aan
daalt, zal je minder symptomen opmerken en gaat de vis langzaamaan dood.
Wat er eventueel te zien is aan de vis is een hogere slijmproductie door
huidirritatie, aangetaste kieuwen
en huiduitslag.
Te hoge zuurgraad (+9) tast vooral de vinnen en kieuwen aan.
De zuurgraad is makkelijk te controleren met bv teststrips, of indien je het nauwkeuriger wil kan je een staal naar het labo brengen.
De temperatuur.
Om water op te warmen is er erg veel energie nodig en daarom zijn er in
de natuur geen grote,
plotse schommelingen van de watertemperatuur vast te stellen. Er zijn
wel schommelingen, maar die gaan erg langzaam en de verschillen zijn
niet zo groot. Als je het vergelijkt met bv de temperatuur
van de lucht, dan zie je dat hier makkelijk verschillen zijn van 15 à 20
graden op een dag, terwijl voor water dit maximum 4 tot 5 graden Celsius
is. De watertemperatuur is met andere woorden dus veel stabieler en de
schommelingen moet eerder gezien worden op termijn van maanden en hebben
de neiging om het seizoen te volgen.
Temperatuur heeft ook een invloed op de dichtheid (densiteit) van het
water en zo komt het dat
warm water minder 'zwaar' is dan koud water en dus stijgt warm water
terwijl het meer 'dense'
koude water daalt. Water heeft zijn grootste dichtheid op een
temperatuur van 4°C. Het 'zwaarste' water is dus steeds 4°C en ligt dan
ook op de bodem (voor zeeën en oceanen zijn er natuurlijk
andere regels). Het is op deze bodemlaag van 4°C dat de vissen
overwinteren (water moet wel voldoende diep zijn)
Zoals je weet zijn vissen koudbloedig en nemen ze de temperatuur aan van
hun omgevingswater.
Temperatuursveranderingen hebben oa invloed op het metabolisme van de
vis (stofwisseling), de ademhalingsfrequentie, de waterhuishouding en
het groeiproces.
Bij plotse verschillen zie je ook problemen met de zwemblaasfunctie.
Als er temperatuursveranderingen optreden gaat de vis een voor hem meer
comfortabele plaats opzoeken en indien dit niet help zal de temperatuur
van de vis zich aanpassen aan de omgevingstemperatuur.
Echte problemen komen er pas als de verschillen groot zijn en dit leidt
tot veel stress en dus extra kwetsbaarheid voor ziektes.
Bij extreme shock kan de vis snel dood gaan.
Top
Zuurstof.
Zuurstof is voor de meeste levende wezens 'de' bron van het leven!
Ook voor vissen is dit het geval en zij hebben zich perfect
aangepast aan het leven onder water en beschikken over de middelen om
zuurstof uit het water te halen. Je kan in het hoofdstuk 'alles
over de vis' (anatomie/fysiologie) meer lezen over het
ademhalingssysteem van de vis.
Voor vissen is het ook van levensbelang of er al dan niet voldoende
zuurstof in het water is
opgelost en indien dit niet zo is zal dit voor problemen zorgen.
De hoeveelheid zuurstof in water (= zuurstof opgelost in water)
wordt uitgedrukt in milligram per
liter water en wordt door verschillende factoren beïnvloed, zoals bv de
hoogte, het soort en aantal planten in het water, bewegend of stilstaand
water en belichting (zon/nacht). De belangrijkste factoren echter zijn
de watertemperatuur en de hoeveelheid opgeloste zouten in het water.
Koud water kan meer opgeloste zuurstof bevatten dan warm water en
hetzelfde geldt voor 'zoet' water. Dus warm en zout water bevatten
minder zuurstof!
Temperatuur | zuurstofgehalte |
30°C | 6 à 7 mg/l |
25°C | 7 à 8 mg/l |
20°C | 8 à 9 mg/l |
15°C | 9 à 10 mg/l |
10°C | 10 à 11 mg/l |
5°C | 11 à 12 mg/l |
0°C | 12 à 15 mg/l |
Verhouding temperatuur en zuurstof in water.(zoutgehalte 30ppt)
Deze verhoudingen zijn
soms redelijk kritiek voor sommige vissoorten zoals bv de karpers.
Zij hebben een zuurstofverbruik van 10 à 15mg per kilogram
lichaamsgewicht en dit bij 5°C en van 200 à 250mg bij 25°C. Je kan dus
snel berekenen dat zwaardere karpers bij hogere temperaturen
in de problemen komen. De minimum hoeveelheid zuurstof om normaal te
kunnen leven hangt af
van oa de soort van vis, de grootte, de leeftijd en natuurlijk van de
activiteit van de vis. Hoe actiever, hoe meer behoefte aan zuurstof.
De twee belangrijkste
manieren van zuurstofopname in water zijn opname van zuurstof via het
wateroppervlak en opname door fotosynthese bij onderwaterplanten. Er zal
meer zuurstofopname
zijn in stromend water of water dat in beweging wordt gebracht door bv
wind, fontein of regen.
De fotosynthese, onder invloed van zonlicht, genereert als bijproduct
zuurstof en naargelang het aantal planten en de hoeveelheid licht, kan
deze bijproductie de behoefte overstijgen en geraakt
het water oververzadigd met zuurstof. Dit kan je zien aan de
luchtbelletjes die opborrelen.
Naast een zuurstofproductie is er natuurlijk ook een zuurstofverbruik.
Niet alleen de vissen, maar
ook de micro-organismen (aërobe organismen) voor afbraak van bv
organisch materiaal, verbruiken zuurstof. Hoe meer organisch afval in
het water, hoe hoger het zuurstof verbruik zal zijn.
Ook de planten, vooral 's nachts dan, verbruiken zuurstof en dat maakt
dat vooral in de nacht,
tegen de ochtend, het zuurstofgehalte daalt. In waters met veel planten
en algen is dit fenomeen
het grootst en zeker op het einde van de zomer kan dit vissterfte als
gevolg hebben.
Wanneer het zuurstofgehalte te laag daalt zal de vis naar het
wateroppervlak komen om er lucht te happen en als er minder dan 1 à
0.5mg/l aanwezig is wordt het dodelijk voor vis en planten.
Een verhaal dat nauw samenhangt met dat van de zuurstof is dat van de
kooldioxide. Aërobe
micro-organismen produceren kooldioxide terwijl planten het nodig hebben
voor de fotosynthese.
Een teveel aan dit gas is schadelijk voor de vissen.
De pH, het zuurstofgehalte en de temperatuur van het water zijn
beïnvloedbaar door de natuur en kunnen ook in grotere waterlopen zorgen
voor vissterfte.
Andere stoffen
zoals bv ammoniak, nitriet en nitraat, chloor, zware metalen,
pesticiden, schoonmaakproducten en verfstoffen, zijn stoffen die door
toedoen van de mens, verhoogd in het water voorkomen. Op vijvers kunnen
verhoogde concentraties van deze producten al snel voor
problemen zorgen omdat het volume aan water kleiner is dan bv in een
kanaal, maar zelfs in grotere waterlopen kan er lokaal ( in de buurt van
de lozingsplaats) vissterfte optreden.