Virussen:
Wat is een virus?
Een virus is een ultramicroscopisch kleine hoeveelheid materiaal met
RNA of DNA (erfelijk materiaal) dat omgeven wordt door een mantel van
eiwitten. Ze zijn niet groter dan 15 tot 300 nanometer
(1 nanometer= 10-9
meter, ofwel 0,000000001 meter) en je kan ze alleen met de
elektronenmicroscoop zien.
Er is geen celstructuur en ze bevatten ofwel het erfelijk materiaal DNA,
ofwel RNA, nooit beiden. Dit DNA of RNA wordt omgeven door een mantel
van eiwitten, 'capside' genaamd.
Wat de vorm betreft zijn de meeste spiraal- of cilindervormig, of hebben
ze de vorm van een symmetrisch veelvlak.
Een virus heeft, in tegenstelling met een bacterie, een levende gastheer
(mens,dier,plant) nodig om zich te kunnen voortplanten, ze hebben immers
geen eigen stofwisseling. Om die reden worden ze ook 'intracellulaire
parasieten' genoemd. Eens een cel gevonden, wat afhangt van de
samenstelling van die eiwitmantel, wordt er erfelijk materiaal
geïnjecteerd in deze cel, de vermenigvuldiging kan beginnen en het virus
ontwikkeld zich verder, eventueel in een aangepaste vorm.
Virus bekeken onder de
microscoop
Schemaatje van een
virus
De eiwitmantel beschermd het virus tegen vernietiging door
antilichamen. Van een virus gaat de gastheer dood of hij overwint het,
maar bv antibiotica helpen absoluut niet.
Mens en dier kunnen wel beschermd worden door het toedienen van
vaccinaties, wat een uiterst verzwakte vorm van het virus bevat, maar
dit geeft geen 100% zekerheid. Het doormaken, overleven van een virale
infectie zorgt ook voor bescherming door het aanmaken van antistoffen
tegen dit specifieke virus.